De kunstenaar

Op het terras van café Corine, aan het strand van Myrtos, zat een man met een woeste baard en veel haar, er moest een knotje aan te pas komen om het in gareel te houden. Hij droeg een wit onderhemd met enkele gaten en een tot op draad versleten spijkerbroek. Zijn voeten hadden al een hele tijd geen schoenen meer gezien. Hij was bezig om met een boortje en een schuurpapiertje een puntje te maken aan een rondstokje dat hij in een stukje drijfhout stak. Van stof maakte hij een zeiltje en klaar was zijn minimalistische bootje. Tevreden keek hij ernaar en nam een grote slok van zijn bier.

Een echtpaar dat langskwam, bekeek de arbeid. Beiden keken ze afkeurend, hij waarschijnlijk vanwege de blote voeten en zij vanwege het bier op het vroege tijdstip. Snel liepen ze door toen de man zich naar hen omdraaide, bang dat er iets gekocht moest worden. Een prachtige grijze poes was naast ons komen zitten. Met haar neus tastte ze af of er wellicht iets voor haar aan zat te komen. Niets, was de conclusie, ze kon haar ogen sluiten voor een dutje. Het kattensnoepje dat opeens voor haar neus werd gehouden verbaasde haar zo, dat ze niet wist wat ze doen moest. De man met de baard legde uit dat de poes helemaal gefixeerd was op gasten die iets met vis bestelden. Ze wist tot op de minuut nauwkeurig wanneer ze klaar waren en ze langs moest komen voor wat restjes.

Na de bekende vraag waar we vandaan kwamen, liet hij zijn werk zien, de man was een kunstenaar. Hij maakte van afvalhout siervoorwerpen en sieraden. Van een tak die van binnen hol gevreten was door wormen had hij schijven gezaagd en daarvan hangers gemaakt. Hij was trouwens in Den Haag geweest, ‘koffie verkeerd’ wist hij nog en prima coffeeshops. “Alles was gebouwd van rode bakstenen”, zei hij, “het leek wel van Lego.” Of we interesse hadden in een hangertje dat hij dan speciaal en uniek zou maken. We hadden inspraak, moest er nou wel of niet een stukje af? We besloten van niet. Hij ging aan de slag terwijl wij wat bestelden.

In de zomer zat hij hier en in de winter in een dorp in de bergen. Een dorp met 145 inwoners, hij kende ze allemaal. Hij woonde gratis bij een vriend en als tegenprestatie ging hij met hem wandelen, ze hadden dan goede gesprekken. “Tot ziens”, riep hij er opeens tussendoor, de woordjes Nederlands kwamen langzaam bovendrijven. Het houten hangertje werd keurig in de olie gezet en aan een stokje dat achter in het terrasstoeltje was gestoken te drogen gehangen. Op de vraag wat het kostte gaf hij aan dat we dat zelf moesten bepalen. Altijd een lastige. We boden twintig euro voor de hanger en een bootje, als echte handelaar hoopte hij dat we 21 euro hadden geboden. We gaven hem een briefje van vijf en één van twintig. Met het vijfje liep hij direct naar binnen voor nog een biertje, de rest ging in de zak, zogenaamd voor de winter.

Martin Hessing, schrijver van o.a. thrillers op Kreta, kijk op

https://www.boekenbestellen.nl/boek/de-verdwenen-agios-dimitrios/9789083181202